"De Orde van het Kapitaal" | Het sprookje van de bezuinigingscrisis
Duitsland in 2025: 500 nieuwe superrijken, 3900 in totaal, bezitten een derde van alle rijkdom in het land, terwijl de reële lonen van de meeste burgers achterblijven bij de inflatie. De politieke reactie op de dalende consumptie en de exportcrisis volgt het bekende patroon van debatten over bezuinigingen op sociale uitkeringen en sociale uitgaven, terwijl het vermogen van de rijkste tien procent onaangetast blijft.
Dit alles zou de weg kunnen vrijmaken voor een AfD-regering in 2029. Clara E. Mattei heeft een verontrustend helder antwoord gegeven op de vraag hoe bezuinigingsmaatregelen en de opkomst van rechtse krachten met elkaar verbonden zijn. Haar boek "The Order of Capital", oorspronkelijk gepubliceerd in 2022, laat duidelijk zien "hoe economen de bezuinigingen hebben uitgevonden en de weg hebben vrijgemaakt voor fascisme."
Het kapitalisme ten eindeMattei presenteert nu, in Duitse vertaling, een minutieus onderzochte genealogie van de bezuinigingsideologie – en een waarschuwing voor de politieke gevolgen ervan. De Italiaanse econoom ontkracht een mythe die het economisch beleid al een eeuw lang vormgeeft: dat overheidsbezuinigingen de enige optie zijn in tijden van crisis. Bezuinigingen dienen niet de economische rationaliteit, maar juist de bescherming van kapitalistische machtsverhoudingen. De bezuinigingen op sociale voorzieningen – van onderwijs en werkloosheidsuitkeringen tot infrastructuur – volgen een patroon dat terug te voeren is van Italië in de jaren twintig tot Griekenland tijdens de financiële crisis van 2010. De gevolgen zijn armoede en werkloosheid voor de massa, terwijl de welvaart van de rijken toeneemt.
Mattei's these over dit verband voert terug naar de oorsprong van de bezuinigingsideologie na de Eerste Wereldoorlog. In die tijd raakte niet alleen de economie in een crisis, maar begon ook het kapitalisme zelf te wankelen. In Groot-Brittannië en Italië konden arbeiders het cruciale inzicht verwerven dat het systeem veranderlijk was. De staatsgeleide oorlogseconomie had dit bewezen: terwijl het kapitalisme van vóór de oorlog nog steeds functioneerde als een natuurlijke laissez-fairestaat, toonde staatsinterventie in de productie de maakbaarheid van economische omstandigheden aan.
De humanitaire en economische catastrofe van de Wereldoorlog en de daaruit voortvloeiende armoede werden niet langer gezien als een onvermijdelijk lot, maar als de gevolgen van de kapitalistische organisatie. Het einde van het kapitalisme leek dichterbij dan ooit. De reële lonen bereikten in beide landen in 1921/22 historische hoogten, de roep om socialisatie van de industrie werd steeds luider en de arbeidersklasse toonde door middel van stakingen aan dat ze de machtsverhoudingen konden omkeren.
Bezuinigingen als contrarevolutieIn deze explosieve sfeer – die Mattei tot leven brengt via journalistieke bronnen uit een breed scala aan politieke spectrums, waaronder het weekblad "L'Ordine Nuovo", opgericht door onder anderen Antonio Gramsci – ontstonden bezuinigingen niet toevallig. Ze vielen samen met de grootste arbeidersprotesten in de geschiedenis van Groot-Brittannië en Italië en werden juist vanwege deze stakingen uitgevonden als politiek tegeninstrument.
De reactie van de heersende klasse was even elegant als cynisch: ze gebruikten bezuinigingen als politiek instrument. Maar het waren niet alleen politici of regeringen die hiervoor verantwoordelijk waren – het waren de economen die de bezuinigingen bedachten. Aan de hand van archiefmateriaal van de Banca d'Italia, het De' Stefani Archief, de Bank of England en het Churchill Archives Center reconstrueert Mattei nauwgezet hoe economen zoals Ralph Hawtrey en Luigi Einaudi bezuinigingen afschilderden als een noodzaak zonder alternatieven.
Het werkelijke doel van bezuinigingen was om de arbeidersklasse te disciplineren en de klassenverhoudingen te stabiliseren.
Het beeld dat uit de bronnen naar voren komt, is ontnuchterend: het werkelijke doel van bezuinigingen was om de arbeidersklasse te disciplineren en de klassenverhoudingen te stabiliseren onder het mom van wetenschappelijke rationaliteit. Economische kwesties moesten worden "gedepolitiseerd" en zonder ideologie worden behandeld – een misvatting, want achter de zogenaamd objectieve economische reden schuilde de ideologie van het kapitaal.
Mattei demonstreert op indrukwekkende wijze het stereotype van de arbeidersklasse dat in de hoofden van deze economen heerste: algemene luiheid en persoonlijke verantwoordelijkheid voor de economische ellende als gevolg van onproductief werk. Deze verhalen klinken angstaanjagend bekend – ze doen denken aan de discussies over Griekenland in de jaren 2010 of aan de huidige debatten over de inkomens van burgers in Duitsland.
Het ware gezicht van bezuinigingen wordt meedogenloos onthuld in historische bronnen: het ging niet om het bestrijden van inflatie of het stabiliseren van begrotingen, maar om het veiligstellen van winsten door de binnenlandse consumptie te beperken en de lonen systematisch te verlagen. Dit was bedoeld om goedkope export en snelle winsten mogelijk te maken. Werkloosheid werd in de documenten herhaaldelijk omschreven als een "noodzakelijk kwaad" – een instrument dat arbeiders disciplineerde om elk loon te accepteren en effectief verzet voorkwam.
Waar kapitaal heerstMattei's vergelijking tussen het democratische Groot-Brittannië en Mussolini's Italië is bijzonder verhelderend. Iedereen die zich afvraagt hoe deze twee politieke systemen, zo verschillend in de jaren twintig, vergelijkbaar konden zijn, zal verrast zijn door de overeenkomsten en wederzijdse inspiratie. Beide voerden hetzelfde bezuinigingsbeleid – alleen met andere middelen.
Het fundamentele verschil zat hem simpelweg in de uitvoering: terwijl Groot-Brittannië de bezuinigingen beperkte tot interne maatregelen door hervormingen, bezuinigingen en beperkingen op het stakingsrecht van vakbonden, kon Mussolini's fascistische beleid de bezuinigingsmaatregelen afdwingen met directe, autoritaire interventie. Volgens Mattei werkt bezuiniging in elk politiek systeem, zolang het kapitalisme de maatschappelijke orde bepaalt.
Dit inzicht wint aan relevantie wanneer het in het heden wordt bezien. Wat nationale overheden destijds afdwongen, wordt nu uitgevoerd door supranationale instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds of de Europese Centrale Bank. De rol van depolitisering van de economie is evident in deze vormen van onpersoonlijke regelgeving, die staten via schuldregels voorschrijven wat hun tekorten mogen zijn om hun kredietwaardigheid te behouden. Dit betekent het privatiseren van de staatsinfrastructuur om de sociale uitgaven te verminderen en het handhaven van lage lonen om de winstmarges te vergroten, althans op de korte termijn. Mattei definieert marktvrijheid dan ook treffend als "vrij zijn van de eisen van de arbeidersklasse" om te voldoen aan de orde van het kapitaal.
De winnaars van dit beleid zijn vandaag de dag duidelijker dan ooit. Tijdens de coronapandemie is het vermogen van miljardairs wereldwijd met 54 procent toegenomen, terwijl miljoenen mensen vreesden voor hun bestaan en tegelijkertijd werden aangespoord om te sparen. Een verraderlijk systeem dat systematisch crises uitbuit voor herverdeling van onder naar boven – en zo de accumulatie van vermogen onder de rijken stimuleert.
Mattei's historische analyse lijkt soms misschien bekrompen, aangezien de economische situatie op zichzelf geen rol speelde bij Mussolini's machtsovername of de huidige Europese verschuiving naar rechts. Maar haar kernstelling blijft overtuigend: zolang de "orde van het kapitaal" het sociale leven bepaalt, leidt elke economische crisis tot dezelfde veronderstelde oplossing: bezuinigingen ten koste van de zwakkere meerderheid.
Door de mens veroorzaakte beperkingenMattei's boek is een uitmuntende wetenschappelijke studie en dient tegelijkertijd als een krachtige politieke waarschuwing over wat zogenaamde bezuinigingen eigenlijk betekenen: werkloosheid, armoede, lage lonen en, last but not least, de autoritaire bedreiging van democratische structuren. Het is een goed onderbouwde, actuele provocatie die ons eraan herinnert dat achter de 'objectieve' taal van de economie tastbare ideologieën schuilgaan.
Mattei's waarschuwing doet denken aan Max Horkheimers uitspraak uit 1939: "Wie niet over kapitalisme wil praten, moet ook zwijgen over fascisme." In een tijd waarin rechtse bewegingen in heel Europa in opkomst zijn en bezuinigingsbeleid wordt geprezen als het enige alternatief, is deze historische les verontrustend relevant. Het inzicht dat bezuinigingsbeleid een politieke beslissing is met desastreuze gevolgen, helpt dit tegen te gaan. Mattei's nauwgezette reconstructie van de oorsprong ervan laat zien: het schijnbaar onvermijdelijke is door de mens gemaakt – en dus ook veranderlijk.
Clara E. Mattei: De orde van het kapitaal: hoe economen de bezuinigingen uitvonden en de weg vrijmaakten voor fascisme. Brumaire, 586 pp., paperback, €22.
nd-aktuell